‘Op 17 april 1945 werd Garmerwolde bevrijd. Het was prachtig weer. Ik was net 22 jaar. De nacht van 16 op 17 april was het spannendst. We waren gewaarschuwd dat we niet in ons huis konden blijven. Met mijn ouders en mijn verloofde Jaap Schaaphok zijn we met de andere bewoners met het roeibootje van Noordhof over het Damsterdiep gezet. Niet iedereen kon mee: Koos Elerie en zijn hoogbejaarde moeder (ol Menkoa) bleven thuis. Ook kraamvrouw Trijn van Dijken-Veld-man bleef met de pasgeboren baby Ginie thuis. Grootmoeder bleef bij hen. We hoopten dat hen niets zou overkomen.
Aan de andere kant van het Damsterdiep stond het hele gebied onder water door de inundatie. Over een rij strobalen konden we ’s avonds bij de boerderij van Groeneveld komen. Daar was de paardenstal in gereedheid gebracht. Er was stro uitgeschud waarin we konden slapen. We waren wel met z’n tienen. Maar van slapen kwam niet veel. Ik vond het wel heel fijn om dicht tegen Jaap aan te liggen, maar we waren allemaal onrustig. Toen het iets licht begon te worden, zijn we naar buiten gegaan om eens te kijken. We hoorden schoten uit de richting van Ten Boer. In ons eigen huis en dat van Joop Noordhof zagen we licht branden. Mijn vader riep ons weer naar binnen, want het konden best Duitsters zijn die zich daar verscholen hadden. Misschien zouden ze gaan schieten. Toen het echt licht was, zijn we weer over de stropakken naar het Damsterdiep gegaan. Halverwege kwamen we Canadese soldaten tegen die vroegen of er ook Duitsers in de boerderij zaten. Dat was niet het geval. We gingen met hen terug over het Damsterdiep.
Thuis zagen we dat de Canadezen zich toegang tot ons huis hadden verschaft. Ze hadden in de bedstee gelegen en ook waren er eieren gebakken op het fornuis. Die hadden ze uit de kelder gehaald. Jaap en ik haalden onze fietsen tevoorschijn uit de slootsonderwal achter de bijenstal van mijn vader. We hadden ze daar verstopt, omdat de Duitsers de fietsen vorderden. Zo was mijn broer Folkert zijn fiets al kwijtgeraakt. Een paar dagen voor de bevrijding had een Duitser met het geweer in de aanslag zijn fiets opgeeist. Hij was op de vlucht en had de emblemen al van zijn uniform verwijderd.
Zwager Willem kwam op de fiets om te informeren hoe het met ons was gegaan. Middelbert en Ruisscherbrug waren al bevrijd. Alle bruggen over zowel het Eemskanaal als het Damsterdiep waren kapot. Over het Eemskanaal lag een schip dwars. Je gleed bij de wal naar beneden en kon daar over het schip naar de overkant, weer klauteren bij de wal omhoog. Bij Ruisscherbrug waren planken gelegd over de restanten van de oude brug zodat je daarlangs de overkant kon bereiken. Zwager Willem was bij onze grootouders en andere familie in Noorddijk langs gegaan om te horen hoe het met hen ging. Hij kreeg een fiets te leen om ook bij ons te komen kijken, Zo was de familie op de hoogte van elkaars welbevinden.
Direct na de bevrijding werden de NSB’ers en Duitsgezinden verzameld bij het huis van Heeres aan de Dorps-weg (voormalige melkfabriek). Ze moesten daar het Wilhelmus zingen, maar niemand begon. Toen moet Popke Stollenga gezegd hebben dat hij wel zou beginnen zodat de anderen konden meezingen. Daarna zijn de NSB’ers naar het Centraal Bureau in Groningen gebracht en daarna naar Marum. Daarmee was Garmerwolde bevrijd. We hebben in de oorlogsjaren geen honger geleden. Maar je merkte wel dat er aan vanalles gebrek was. Kleding, schoenen, zeep en nog veel meer was op bonnen verkrijgbaar. Gelukkig hadden wij thuis veel spullen om te ruilen. Dus echt gebrek was er niet. Maar schaarste zeker wel.’
De verhalen van Lies
Deel deze pagina:
- Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op X (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op Pinterest te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend)