De Groningse waterlinie

Zo’n groot gebied stond er onder water, helemaal tot Delfzijl aan toe. Bijna alle bomen zijn door het (zoute!) water gestorven.

Op 18 september 1944 werden door de Duitsers de zeesluizen in Delfzijl opengezet. Hierdoor kwam een gebied van ongeveer 12.000 hectare onder water te staan. Dit gebied lag tussen het Damsterdiep en het Eemskanaal en tussen het Eemskanaal en het Afwateringskanaal; van Schildmeer tot Delfzijl. De bevolking in dit gebied werd ge-
evacueerd en vond veelal onderdak bij familie of kennissen in het noorden; een enkeling bleef achter op de wat hoger gelegen gronden. De bewoners van Garmerwolde, die woonden tussen het Damsterdiep en de Rijksweg, mochten daar blijven wonen op voorwaarde dat zij zelf met behulp van een vijzel het woongebied drooghielden. Doordat het gebied ten noorden van het Damsterdiep onder druk van de gemeentebesturen niet onder water werd gezet, is de hele inundatie een vrij zinloze vertoning geworden.

Verboden terrein
Het ondergelopen gebied was verboden terrein, dus avontuur voor jonge knapen uit Garmerwolde. Een van deze knapen, te weten de toen veertienjarige Kees Huisman, trok er regelmatig met zijn vriend Jan Leugs op uit om tochtjes te maken naar de hoger gelegen stukken land en de hooibulten... om naar eendeneieren te zoeken. Deze tochten werden gemaakt in een vrij lekke roeiboot met planken als roeispanen. Deze boot was van een landwachter. Omdat ie al eens was afgedreven, moesten zij erop passen. Doordat de roeiboot niet meer van een al te beste kwaliteit was, moest - als het water in de boot te hoog steeg - een pauze worden gemaakt bij een dijk zodat de gaten met vette klei konden worden gestopt. De drooggevallen stukken werden niet alleen door eenden als broedplaats maar ook - en vooral - door ratten als woonplaats gebruikt. Het was dan ook zaak om - wanneer een eend een ei gelegd had - er als de kippen bij te zijn... voor de ratten met het ei aan de haal gingen! Met name in de hooibulten waren de aantallen ratten enorm. Aan de tochten kwam een einde, toen de landwachter waarschuwde dat de bezetter op alle overtreders die zich in het ondergelopen gebied begaven zou gaan schieten.

Eieren en ijs
In de winter van ‘44 vroor het gehele ondergelopen gebied dicht, met uitzondering van het Damsterdiep, wat nog door de beurtvaart werd gebruikt. Hierdoor ontstond een uitgestrekte ijsvlakte, waar natuurlijk driftig op geschaatst werd. Direct na de bevrijding werd het gebied weer drooggemalen; met als resultaat een uitgestrekt moerasgebied, waar duizenden meeuwen een broedplaats zochten. Daar de Canadezen gek op eieren waren, gingen de wat grotere jongens op zoek naar meeuweneieren om deze met hen te kunnen ruilen tegen sigaretten. Toen een aantal van deze jongens zich met een emmer vol meeuweneieren bij de Canadezen meldden, vertrouwden de soldaten de handel niet helemaal. En onder het uitroepen van: ‘kaa kaa’ (zij waren in de veronderstelling dat het om kraaieneieren ging), smeten zij de hele emmer met eieren tegen een muur! 


Naar aanleiding van deze inundatie is in 1985 het boek: ‘Inundatie 1944-1945 in woord en beeld’ (J.R. van der Hoek, H. van der Klei, Bedum 1985) verschenen. Hierin staat een uitgebreid verslag van deze zinloze Duitse actie.