In 1992 publiceerde J.O. Beukema (Schoorl) in het boek ‘Het geslacht Groeneveld van Garmerwolde’ onderstaand verhaal over Garmerwolde, verteld door Wigbold Groeneveld (Lageweg 1).
In april 1945 werd Garmerwolde bevrijd van de Duitse bezetting. Dat de bevrijding naderde, was wel duidelijk. Want hoewel de radio’s ingeleverd moesten worden, waren er toch enkele achtergebleven en die werden geregeld gebruikt om naar de Engelse zender te luisteren. Zodoende bleef men aanvankelijk wat op de hoogte, maar op zeker ogenblik werd de informatie erg vaag, omdat de geallieerden tot hun schade hadden ervaren, dat de Duitsers ook meeluisterden. Verder was er in de lucht een sterke toename merkbaar van de activiteit van jachtvliegtuigen die treinen en andere militaire transporten beschoten.
Op zaterdag 14 april kwamen ’s morgens de families Dekker uit Oosterhoogebrug met kinderen en de familie Van der Vloed uit Rotterdam met drie kinderen, die vanwege de voedselschaarste bij de Dekkers waren ingetrokken, op de boerderij met de vraag of ze in het hooi mochten slapen. Zij waren de afgelopen nacht al door geallieerde artillerie beschoten en hadden daarom de benen genomen. Nu was er in de schuur ruimte genoeg, maar er moest ook gekookt worden. Dan is veertien mensen extra wel wat veel. Ze zijn toen weer vertrokken. Tegen de middag kwamen de gebroeders Dekker met hun vrouwen en één kind weer terug. Nadat wij gegeten hadden, zijn ze meteen begonnen een schuilkelder te bouwen van strobalen. Dat waren nog van die grote balen van 55 kg. De Dekkers hadden hun fietsen ook al verstopt, want er kwamen steeds kleine groepjes vluchtende Duitse soldaten langs die alles meenamen wat van hun gading was. Inmiddels was er een hele groep Duitse legerwagens het dorp binnengekomen die vooral bij boerderijen onder hoge bomen geparkeerd werden om ontdekking vanuit de lucht te voorkomen. Helaas, dat mocht niet helpen. Tegen de avond kwamen er twee verkenningsvliegtuigjes rondcirkelen, waarop een Duitse militair zei: ‘Sie haben uns bemerkt’. Dit bleek later maar al te waar te zijn.
Toen de hele familie die zaterdagavond zat te eten, kwamen er twee Duitse soldaten aan, dwars door het land op de boerderij af. De een was gewapend met een karabijn en de andere droeg een ‘Panzerfaust’. Ze roken naar sterke drank. De een had een bloedspoor langs zijn broekspijp. Het doel van hun komst was dat zij twee fietsen wilden hebben. De verklaring dat er geen fietsen meer waren, werd niet geloofd en toen zij begonnen te dreigen was Hielke Dekker de eerste die zijn fiets tevoorschijn haalde. Erg spijtig voor hem, want hij had zijn fiets al meer dan een jaar niet gebruikt omdat de Duitsers van mensen op straat soms zo maar een fiets in beslag namen. De tweede fiets was die van Wigbold. Toen vertrokken zij weer. Twee fietsen armer maar opgelucht keken zij hen na. Dronken soldaten die ook nog gewond zijn, zijn geen prettig gezelschap.
Die avond stonden Klaas, de gebroeders Dekker en Wigbold tegen de voorgevel van de boerderij naar de beschieting van de stad Groningen te kijken. Het was een angstaanjagend en tegelijkertijd fascinerend schouwspel. Tegen elf uur begon de beschieting van Garmerwolde. Een fluitend geluid maakte hen duidelijk dat het de hoogste tijd werd de schuilkelder in te gaan. Wat een geluk dat die gemaakt was! Met min of meer regelmatige tussenpozen volgden de inslagen van granaten elkaar op tot de volgende morgen een uur of zes. Toen kon de schade opgenomen worden, die erg meeviel. Alleen wat kapotte dakpannen door granaatscherven. In het dorp was het echter een grote chaos. Trechters van ingeslagen granaten, afgeknapte palen van het elektriciteitsnet dat toen nog bovengronds was en enkele voltreffers op boerderijen en woonhuizen, waaronder het huis van de familie Oosterhuis (Dorpsweg 50). Hun dochter Jantje Oosterhuis en haar man P.J. van der Reyden waren bij hen ingetrokken om hun oude dag te verzorgen. Zij zijn allebei, evenals hun negenjarig zoontje om het leven gekomen. De beschieting heeft aan de Duitsers geen schade toegebracht. Toen het donker werd, waren zij vertrokken, maar helaas wisten de bevrijders dit niet.
Aangezien velen een herhaling vreesden zijn ’s zondags nog een aantal mensen vertrokken onder andere die gezinnen waar de kinderen van de Dekkers en de familie Van der Vloed onderdak hadden gevonden. Dat betekende dus dat die zondagmiddag iedereen weer op de boerderij kwam. Ze zijn toen ook gebleven, en het eerste wat er moest gebeuren, was het uitbreiden van de schuilkelder, waar zij van zondag op maandag dan ook in zijn gebleven. Achteraf was dat niet nodig geweest, want het doelwit was toen Ruischerbrug en de Rijksweg om de vluchtende Duitsers te bestoken. De volgende maandag is vrij rustig verlopen. Wel was er de spanning over hoe het verder zou gaan. Zouden de Duitsers zich overgeven of het op een confrontatie laten aankomen? De Duitse commandant, die bij dokter Anderson was ingekwartierd, zei, dat wanneer de ondergrondse zich rustig hield, zij ook niets zouden ondernemen. Dokter Anderson waarschuwde daarop de ondergrondse en er is dus niet gevochten.
Maandagavond kwamen de eerste Canadezen even in Garmerwolde onder andere bij Bus (Dorpsweg 1 (red.)), maar dinsdagmorgen was het pas echt feest. De Canadezen stroomden bij honderden het dorp binnen en iedereen, met uitzondering van Stollenga waar tbc heerste, kreeg inkwartiering. Op Lageweg 1 kwamen 25 soldaten in de schuur en drie officieren in de kamer. Deze jongens hadden achtereenvolgens Beilen (12 april), Assen (13 april) en Groningen (13 tot 16 april) bevrijd en mochten nu even bijkomen. Ze begonnen met ettelijke strobalen los te schudden en van dat stro een behaaglijk bedje te spreiden. Vervolgens gingen zij in dat stro liggen roken! Maar gelukkig ging alles goed.
Door die inkwartiering was er redelijkerwijs geen plaats meer voor de families Dekker en Van der Vloed. ’s Middags hebben Klaas en Wigbold de Dekkers met paard en wagen, waarachter de wagen waar zij mee gekomen waren, naar Oosterhoogebrug gebracht. De familie Van der Vloed bleef eerst nog.
De dagen dat de Canadezen op de boerderij waren, waren echte feestdagen. Gewerkt werd er nauwelijks en ze verwenden iedereen met heerlijke chocolade, sigaretten en witbrood. In de nacht van donderdag op vrijdag 20 april zijn zij weer vertrokken, richting Noord-Duitsland.
Hiermee was de bevrijding echter nog niet ten einde. In Appingedam en de plaatsen rond Delfzijl werd nog flink gevochten. Delfzijl zelf werd pas 2 mei bevrijd.
Tiny Riddering-Leugs (1937):
“Wij hadden wel stroom. Kapper Leugs was bij ons in de voorkamer en een vrouw kreeg permanent. Maar hij had geen handdoeken. Mijn moeder maakte handdoeken van meelzakken. Die mooie witte zakjes meel. Die mocht hij gebruiken.
We maakten zelf zeep. Het haar werd gewassen met groene zeep.”
De verhalen
Deel deze pagina:
- Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op X (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op Pinterest te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend)