Tettje van Huis-Dijkstra (1912 - 2000, Lageweg 19) vertelt
‘Die ochtend was de Koningin nog op de radio, het Wilhelmus werd gespeeld en daárna was ‘t afgelopen. De hele dag stond de radio aan, maar er kwam niets meer. Het was mooi weer: echt een zonnige dag. Zo nu en dan hoorde je een knal. Om zes uur ‘s avonds kwamen er Duitsers aanrijden, op een motor met zijspan, met een mitrailleur erop. Zo begon in Thesinge de oorlog. Ik was 28 jaar oud toen de oorlog uitbrak, op die tiende mei 1940. Ik woonde aan de Lageweg, dat toen nog bij Garmerwolde hoorde, net als het zuidelijke gedeelte van de Schutterlaan. Mijn man Klaas zat op dat ogenblik in IJmuiden. Als militair, want de dreiging van oorlog bestond al in 1938.
In dat jaar zijn wij getrouwd en in september moest Klaas opkomen voor herhaling. Zeventien dagen in dienst. Hij lag in Groningen en kwam ‘s avonds thuis. Opeens werd het verlof ingetrokken en mocht hij niet thuiskomen, maar dat liep met een sisser af. In ‘39, vlak voor Pasen, kwam veldwachter Vosling waarschuwen: de jongens moesten zich gereedhouden. Met Pasen was mijn moeder jarig. Iedereen zei, dat het wel weer mee zou vallen. Maar ik hoor die voetstappen nóg. Die maandagmorgen, om vier uur, kwamen ze zeggen: Klaas, jong, het is zover.
Tekening
In 1939 werd baby Dieneke geboren. Maar vader Klaas vertrok naar Nieuwolda, voor de grensbewaking. Na de zomer kreeg hij oogstverlof; dat was speciaal voor de boeren. Daarna zat er al een vervanger op zijn plek, dus werd hij naar Den Haag gestuurd. Ze zaten daar met wel 800 soldaten in een school. Er was er eentje die prachtig kon tekenen. Voor drie gulden maakte hij je portret. Die tekening heb ik nog altijd hangen.
Bij het uitbreken van de oorlog zat Klaas in IJmuiden. Na de capitulatie werden de soldaten bijeengedreven in de vishallen. Daar zaten ze tot ze naar huis mochten. Die reis was moeilijk: een stuk met de bus, een eind lopen, ze hebben er dagen over gedaan. Maar wat was ik blij toen Klaas weer thuis was!
En toen werd het minder
In de loop van de oorlog werd alles minder. We moesten paarden inleveren, in 1941. Twee van onze paarden werden gevorderd en we kregen er twee oudjes voor terug. Onze Aly werd geboren en twee jaar later Eltje. Als je zwanger was, kreeg je een extra bonkaart, want ondertussen was alles op de bon: brood, boter, fruit, schoenen, kleding. Voor de fiets moest je belasting betalen. Zo’n rijwielplaatje kostte drie gulden! Klaas had een jas van surrogaatstof. De mouwen van die jas werden ál langer. Vaak zaten we in de apotheek bij mevrouw Anderson - de vrouw van de huisarts - te knippen en te naaien. Van oude stof maakten we kinderkleren.
De hond van Hendrik Ridder
Jantien Ridder, een nichtje, was bij ons voor dag en nacht. Ook in de oorlog. Hendrik Ridder deed verzetswerk. Maar hij had een herdershond, een heel mooie hond, die Wachter heette. Op een morgen kwam Geert Ridder, de vader van Hendrik, bij ons om te vragen of wij voor die hond wilden zorgen tot Hendrik terugkwam. Want, zei hij, ‘die hond eet net zo veel als wijzelf’. Zoals iedereen wel weet, is Hendrik Ridder omgekomen in Westerbork. De hond bleef bij de familie Van Huis.
Evacués
De laatste winter van de oorlog hadden we uit het watergebied evacués in huis, ongeveer zeven maanden. We waren toen met z’n twaalven. Wij sliepen met de kinderen in één kamer. Er was in het midden precies één plekje vrij tussen alle bedden. Het echtpaar en de dochters sliepen in één kamer. Eentje sliep in een bedstee en dan was er nog een klein kamertje waar een bed in kon staan. Het was wel vol. Op het einde van de oorlog hebben we voor de veiligheid alle bedden in de gang gezet. Eén van die evacués, een vrijgezel, sliep met z’n pet op.
Duitsers in de schuur
Het werd nog gevaarlijk, die laatste dagen van de oorlog. Zaterdags werd de stad beschoten en opeens zaten er ‘s avonds allemaal Duitsers bij ons in de boomgaard en in de schuur. Ze stuurden ons naar binnen en zeiden: we doen jullie niets. Bang waren we wel, met al dat schieten. Die nacht sliepen we met z’n allen in de gang. De volgende dag kwamen de Duitsers door het land heen vanaf de stad naar Thesinge. Ze gingen richting Delfzijl; ze dachten dat ze daar bij de grens konden komen. Ik zag ook een Duitser op een kar, met een witte vlag.
Foto’s achter de buffetla
Feest was er eigenlijk niet echt, toen we bevrijd waren. We waren blij, natuurlijk. Canadezen reden op een auto door Thesinge. Alle jeugd uit het dorp ging daar achteraan. Pas in de zomer van ‘45 is er feest gevierd.’ Tettje van Huis heeft allerlei papieren en foto’s bewaard. Tijdens de oorlog lagen die ‘verkeerde’ spullen - een foto bijvoorbeeld van Klaas in uniform - verstopt achter een la van het kabinet. Dat kabinet (aanschafprijs 16 gulden) heeft z’n waarde wel bewezen - het staat er nog. De foto’s zitten nu gewoon in een la, in plaats van erachter.’
Gezusters Leugs (1933 en 1937):
“De Duitsers gingen de aanhangwagens en de paardenwagens plunderen. Bij ons en bij Ganzeveld en bij Kort. Er stond allemaal meel op, wat uit de stad was opgehaald. De Duitsers kwamen eraan en die wilden de wagens hebben. Zij hebben de paarden niet meegenomen, maar die van Kooij wel. De zonen van Ganzeveld en Kort zijn stiekem de Duitsers achternagegaan. Midden in de nacht werd op het glas getikt: ‘Leugs, joen woagen is der weer.’ Ze waren de koning te rijk. Die jongens hebben een risico genomen. Ze zijn op die wagens gesprongen en mee gereden naar Delfzijl en hebben later de wagens weer mee terug genomen.”
De verhalen
Deel deze pagina:
- Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op X (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op Pinterest te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend)