Over boeken, bokken en meer

Martje van Dijk-Hutting (1901 - 1995, Dorpsweg 19) vertelt

1945: Tity van Dijk met de beide bokjes voor de oude ‘boerderij Bus’.

‘Ik had een heel mooi boek van mijn zuster gekregen, getiteld: ‘Van het westelijk front geen nieuws’. Het ging over Duitse soldaten; ze werden er ‘min’ in gemaakt. Als de Duitsers dat boek vonden, werd je doodgeschoten! Omdat ik het toch graag wilde houden, wisten we geen beter raad dan een plank van het plafond open te trekken en het boek ertussen te duwen. Weer vastspijkeren en... klaar is Kees, niets te zien. Het moet er nu nog tussen zitten, maar ik weet niet precies waar. Als ze ooit het plafond vernieuwen, zullen ze het wel vinden. 

Niet voor de Duitsers
We waren in Thesinge bij de familie Maatjes. Maar onze bokjes waren nog in Garmerwolde: dat zinde ons niks. We gunden de Duitsers ze niet! Ook vonden we het jammer van de bokjes. Ik heb zelf geholpen toen ze op de wereld kwamen... dat was mijn eerste bevalling. Bovendien zeiden ‘ze’ dat er bij ons op het land afweergeschut zou komen. Tity en ik hebben de dieren toen samen opgehaald; dat was een zware gang. De jonge bokjes wou wel: die zaten met z’n tweeën in een korf met een beetje stro er onder in. Maar moeder geit wilde niet lopen. Tiemen en Klaas Dolfijn vermoedden dat zij dorst had (het was heel warm weer) en kwamen met water aanlopen. Zij dronk en wou toen ineens wel lopen. We wisten niet wat we eraan hadden! Eenmaal bij Maatjes aangekomen hebben we ze in het varkenshok gedaan. Pas nadat de Canadezen waren vertrokken, hebben we ze weer opgehaald en bij Simon Kuipers (achter het Eemskanaal (red.)) in het land gebracht. Ze konden zo mooi spelen: ze huppelden en sprongen. 

Verkocht
We zijn trouwens op een rare manier aan die geit gekomen. Pa wou naar de markt, onderweg kwam hij Hooite Nijburg tegen. Hij vroeg aan hem: ‘Woar hest dij weg? Houveul het e die kost?’ Hooite had er 90 gulden voor betaald. Pa bood hem 100 gulden. ‘Asjeblieft… verkocht!’ We hebben met die geit nog veel meer beleefd. Pa had altijd een pijpje met een heel korte steel. Het hok van de geit werd veel vaker achter schoongemaakt dan voor bij de ruif. Pa was al twee keer een pijp kwijtgeraakt. Gelukkig was er nog iemand die een pijpje voor hem had. (Ze noemden hem niet voor niets ‘Haarm Piepke’). Toen het hok van onze geit eens een keer helemaal schoongemaakt werd, kwamen de beide pijpen weer tevoorschijn! Pa had ze altijd in zijn bovenzakje. Bij het voeren waren ze eruit gevallen! 

Opgebracht
We hadden ook een varken. Daar moesten we vreten voor hebben. We kregen koren van een boer. Dat mocht natuurlijk niet! Dat moest stil gebeuren. Daarom gingen wij voor de show aren zoeken bij boer Hofman. Dat stond in een zak op zolder. Ernaast stonden wel vier zakken met koren. Op een dag kwam er een controleur. Die ontdekte ons schone koren. Dat was niet voor ons varken! Dat was voor consumptie! Ik moest met hem mee om mijn man op te halen. Ik kneep hem toen wel! Mijn man weigerde te zeggen waar hij het koren vandaan had: ‘Ik zeg t nooit! Je mangen met mie doun wat je willen, schait mie din mor dood!’ Als hij het had gezegd, dan waren de gevolgen niet te overzien geweest! Dat was heel griezelig! Maar we hadden geluk: de man streek met z’n hand over het hart en verscheurde de bon.’

Janna Hazeveld-Maat (1937):
“Wij woonden aan de Grasdijkweg en dat werd onderwater gezet. Toen moesten we daar weg. Wij gingen naar het Slochterdiep, naar mijn oom en tante. Daar hebben we een poosje gewoond tot dat ook onderwater werd gezet. Daarna zijn we naar Kuipers (Dorpsweg 11 (red.)) gegaan en daar hadden ze een kamer over aan de kant van Horst. Daar hebben wij gewoond met zijn vijven; we sliepen boven.”