Uit de notulen en jaarverslagen van de Bond van Plattelandsvrouwen te Garmerwolde

Uit de notulen van de Bond van Plattelandsvrouwen valt te lezen dat de gewone maandelijkse bijeenkomsten plaatsvonden in de leerkamer alias het catechisatielokaal. De vergadering op 27 september 1939 was twee keer uitgesteld door ‘de ontstellende tijding van mobilisatie. Toen was alles eerst in de war en waren we allen wat verslagen, doch de gemoedsrust keerde langzaam weer.’ Er werd besloten om in november een lezing met lichtbeelden over Borneo te houden in ’t café Van der Molen. Er werd verder geen winterprogramma opgemaakt ‘doch wel gevoelde men er veel voor om voor de militairen warme kledingstukken te breien en hebben er allen voor geofferd en gebreid.’

Op 9 februari 1940 hield mej. Smit, landbouw-huishoud lerares te Slochteren, een lezing over economisch huishouden. Voor de pauze besprak zij de taak der huisvrouw: goed eten koken, de verzorging van de kinderen, de man tot steun zijn, de huishouding zo aangenaam mogelijk te maken, voor ieder een vriendelijk woord en een opgewekt humeur te hebben. Al zo geen gemakkelijke taak. De keuken moest zo praktisch mogelijk worden ingericht, opdat zij niet onnodig heen en weer behoefde te lopen. De meeste werkzaamheden konden zittend gedaan worden, dat vereiste de minste lichaamskracht. En dan verandering in de maaltijden brengen: ‘nu het vlees zo duur is kan stamppot heel voedzaam gemaakt worden met ongeschilde aardappelen en melk. Ook erwtensoep met aardappels en melk.’

Op 14 maart 1940 gaven zich voor de cursus ziekenverpleging negen dames en dertien meisjes, meest van de meisjesvereniging, op. Dit was een zeer leerzame en aangename cursus, omdat er natuurlijk geen echte patiënt bij was. ‘Doch mochten wij het eens moeten doen, dan is deze cursus niet voor niets gegeven.’

Op 24 april 1940 werd het zomeruitstapje besproken. ‘Altijd als de toestand het toeliet, want het was nog steeds mobilisatie. Doch wie kon vermoeden dat op 10 mei de oorlog in Nederland was uitgebroken. Toen lag alles lam, doch het heeft gelukkig maar vijf dagen geduurd, en heeft in onze vereniging geen rouw gebracht. En geleidelijk aan zijn wij eraan gewend en denken erover om eens weer een vergadering te gaan houden hoe de dames er verder over denken wat nu te doen. Voor een plezierreisje is nu natuurlijk geen belangstelling. En het wordt steeds moeilijker om iets te krijgen dat niet veel kost, want de spreeksters en dergelijke hebben hun honorarium nog verhoogd. Doch nu moeten we maar op eigen krachten rekenen, door allen op hun beurt ertoe bijdragen dat de volgende vergaderingen aangenaam en nuttig besteed worden door elkaar voor te lichten, bijvoorbeeld met de inmaak, met breiwerk, haakwerk en ander nuttig werk en van oud, nieuw maken, want men kan tegenwoordig lang niet alles meer kopen, al is het geld er voor ook aanwezig.’

In augustus 1940 was men algemeen van oordeel gewoon verder te gaan. Het hoofdbestuur organiseerde een inzameling voor de getroffen gezinnen van de bond. Besloten werd vijf gulden te offeren. Voor alle leden werd het boekje ‘Bewaren in tijden van schaarste en de moestuin van Nieuwjaar tot midwinter’ besteld à vijf cent per stuk.

Omdat de leerkamer nog niet verduisterd kon worden, werd op 9 september 1940 vergaderd in ’t café Woldendorp. Er bestond weinig belangstelling voor de bakcursus. ‘De dames meenden, dat met de tegenwoordige rantsoenering vooral van boter, men niet gauw zelf aan het bakken van koekjes zal gaan.’ Besloten werd de volgende vergaderingen steeds bij lichte maan te houden. 

Op 14 november 1940 werd weer vergaderd in de leerkamer. ‘Mej. Bos gaf ons vele wenken voor een nuttig gebruik van de ons ten dienste staande voedingsmiddelen. Daar het in de tegenwoordige tijd voor vele huisvrouwen een telkens terugkerend probleem is hoe jus te krijgen als men geen vlees heeft, werden ons recepten van vleesloze jus gegeven. Eveneens kregen we recepten van gerechten, die ’t vlees kunnen vervangen. Om zolang mogelijk met het thee- en koffierantsoen toe te kunnen, werden ons middelen ter vervanging van thee en koffie aan de hand gedaan.’

In januari 1941 valt te lezen over een schrijven, waarin werd aangespoord bij de plaatselijke distributiedienst om een extra toewijzing voor bedrijfskleding van boer en landarbeider te vragen, omdat deze groepen niet behoren achter te staan bij de fabrieksarbeiders, die de toewijzing wel krijgen.

Op 26 mei 1941 kwam het zomeruitstapje ter sprake. ‘Nu er geen bussen beschikbaar zijn, is ’t een aardige gedachte om met ’n Jan Plezier te gaan, zodat jong en oud, fietsende en niet-fietsende leden gemakkelijk kunnen deelnemen.’ Op donderdag 26 juni ging de tocht naar de modelboerderij in Schipborg, de kerk in Anloo, koffiedrinken in Zuidlaren en ’s middags naar Paterswolde.

Op 2 september 1941 wordt het schrijven genoemd ‘van den commissaris voor niet-commerciële verenigingen aan ons hoofdbestuur; namelijk het verzoek om mevr. Eggink in het hoofdbestuur op te nemen en een tweede schrijven, waarin haar benoeming als hoofdbestuurslid werd vermeld. De taak van mevr. Eggink zou zijn: te streven naar een nauwere samenwerking met ’t Agrarisch front. Uit een bijgevoegd schrijven van het hoofdbestuur aan de commissaris vernamen we dat ons hoofdbestuur niet met de benoeming van mevr. Eggink akkoord ging. Er werd besloten een afwachtende houding aan te nemen tot we nadere gegevens van het hoofdbestuur over deze kwestie zouden hebben. Drie van onze leden meenden als lid met ingang van heden te moeten bedanken.’ Bij het volgende punt van de agenda, de verkiezing van een presidente, bleek niemand bereid de benoeming aan te nemen.

Dan stoppen de notulen.

Op 5 november 1945 vindt in ’t café Stol een zogenaamde oprichtersvergadering plaats. Een van de dames had verschillende gegevens verzameld en begon met te zeggen ‘hoe na een gedwongen rust eindelijk weer de hand aan de ploeg geslagen kan worden. Ze herinnerde eraan, dat de meeste dames bedankten als lid toen een zekere mevr. Eggink in het Hoofdbestuur was opgenomen voor een nauwere samenwerking met het Agrarisch front. Na de Bevrijding werden al gauw op verschillende plaatsen weer afdelingen opgericht. Door het ontbreken van een Bestuur, door de papierschaarste en door het trage postverkeer was dat hier nog niet gebeurd.’ Een nieuw bestuur werd gekozen. Er zal elke maand een vergadering gehouden worden respectievelijk in de cafés Stol, Kort en Van der Molen. De volgende vergadering werd vastgesteld op 17 december bij J. Kort. ‘Onze afdeling werd hartelijk welkom geheten in de Bond, terwijl er tevens een oproep was om een inzameling te houden voor de huisvrouwen der geteisterde gebieden. Hieraan werd gevolg gegeven. Bijna alle leden leverden iets in voor dat goede doel.’ 

Op 7 mei 1946 werden adressen opgegeven voor de correspondentie met Amerikaanse plattelandsvrouwen.

In augustus 1946 werd van het hoofdbestuur gevraagd pakjes te zenden naar het Militair Hospitaal in Utrecht voor zieke militairen. Zo gauw de appels en peren rijp zijn zou aan dit verzoek worden voldaan. Begin oktober werd een kist met fruit en andere versnaperingen gezonden.

Anco Terpstra (1932-2020):
“Er kwamen veel vliegtuigen over. Vooral het laatste half jaar. Die moesten naar Duitsland. Je kon er de klok op gelijk zetten. Even kijken. Om half twee, als we naar school gingen, dan kwamen drommen vliegtuigen richting Hamburg en al die plaatsen over de grens. En ‘s avonds om half twee nog een keer. En die dag daarop nog een keer. Het waren Engelsen. Die gingen naar Duitsland. Hamburg, Bremen enzovoort. En die werden met bommen bestookt.”