Oktobermaand oogstmaand

Zichten met de hand van graan tijdens het oogstfeest in Garmerwolde.

‘Mijn vader Hendrik Smit werkte op de steenfabriek en daarnaast was hij groentekweker. De groenten die hij verbouwde, verkocht hij aan de veiling. Met boderijder Helmus uit Ten Boer werd de oogst naar de veiling De Eendracht gebracht in het centrum van de stad (later verhuisd naar de Peizerweg). Vader verbouwde ‘hardschilde’ bonen, spinazie, augurken, verschillende koolsoorten zoals witte, rode en savooijekool. Ook hadden we aardbeien, die werden per pond in een mandje verkocht.

Maar niet alles ging naar de veiling. Voor mijn vader moest ik groenten en fruit aan huis verkopen. De ene dag ging ik bij de huizen langs om de bestelling op te nemen, de volgende dag moest ik het langsbrengen - ik was toen ongeveer twaalf jaar. Ik kreeg op een bagagedrager voor op mijn fiets een veilingkistje waarin de groenten werden gedaan. Van elke gulden waarvoor ik groenten verkocht, mocht ik een dubbeltje houden. Soms moest mijn broer ook groente rondbrengen. Maar hij vond er niets aan. Hij zei dat er bij het ophalen van de bestelling, niemand thuis was. Eigenlijk vond ik het ook helemaal niet leuk, maar het moest. Mijn vader werkte door de week op de steenfabriek. In het weekend en in de oogsttijd ook ‘s avonds werkten mijn ouders op het land waar de groententuin lag. Ik heb in een voorjaar samen met mijn vader elf rijen hardschildebonen gepoot in één weekend. Dat was heel zwaar. Je moest steeds bukken. En elf rijen waren heel veel. De bonen werden in het najaar geoogst en te drogen gehangen. De kostganger van mijn grootouders - Menno Beerda uit Dokkum - hielp met het doppen ervan. De bonen werden later per spint (= oude inhoudsmaat voor droge waar, ca. vier liter) verkocht.’

Voor eigen gebruik
‘Niet alle groenten en fruit gingen naar de veiling. We hielden ook veel voor eigen gebruik. Spinazie werd meteen gegeten; daarvoor was geen manier van conserveren. Voor wecken is spinazie niet geschikt en diepvriezers waren er toen nog niet. Kolen en bonen waren wel goed te bewaren en ook prei en siepels (uien). Sla, tomaten en andijvie aten we rechtstreeks uit de groentetuin. Pompoenen en courgettes waren er nog niet. Wel koolraap. Knol noemden we dat. Daarvan aten we stamppot. Ook van de bonen aten we onder andere stamppot. We noemden dat noga, omdat de bruine bonen door de aardappelen net op noga leek. We aten dat met uitgebakken spekjes en mosterd.’

Gestreept ondergoed

Licht machinaal afsnijden van graan tijdens het oogstfeest in Garmerwolde.

‘Mijn moeder vertelde hoe haar vader Jan van Dijken hielp bij het koren zichten. Dat was warm werk, waarbij hij zijn bovenkleding uitdeed. Hij droeg lange kousen en een lange, gestreepte onderbroek die met lintjes net onder de knie werd dichtgebonden. Opa Van Dijken woonde in het huis waar ik nu woon, oom Hielke van Dijken woonde op Klein Kaakheem. Dat was een pleisterplaats op de plek waar nu familie Barla woont. Klein Kaakheem is in 1935 afgebroken, omdat toen naast de Rijksweg een fietspad werd aangelegd. Oom Hielke had naast een café ook een melkrit, waarbij hij met een vrachtauto twee maal daags de melkbussen van de boerderijen naar de melkfabriek in Bedum bracht en de lege weer terug. Hij had zelf een tiental koeien, waarvan wij ook melk kregen. Ik heb niet meer meegemaakt dat de melk naar de fabriek in Garmerwolde werd gebracht. Die is al in 1919 gesloten; ik ben van maart 1923.’